Wat Jan Stengs (groentenhandel) en zijn familie in de oorlog overkwam.

Het volgende verhaal werd in februari 2007 verteld door Reinier Stengs, woonachtig in Nieuw Zeeland, de jongste broer van Jan.

In de oorlog stuurde de BBC af en toe valse berichten de lucht in om de Duitsers te misleiden. Er werd gezegd dat de invasie op handen was en dat de Engelsen aan de kust zouden landen. In Duin en Bosch waren Duitsers ondergebracht die zich bezig hielden met de bouw van bunkers en andere verdedigingswerken. Die moesten toen naar het Oostfront omdat ze bij een invasie hier van geen nut zouden zijn. Ze lieten van alles achter, waaronder vaten benzine. Jan Stengs had van een handelaar 5 vaten gekocht. Later bleek dat deze man ze van de Duitsers gestolen had in Duin en Bosch. De politie (die op de hand van de Nederlandse burgers was, maar gedwongen moest samenwerken met de Duitsers) kwam Jan waarschuwen. "Ze zoeken je. Het gaat om die benzine. Maak dat je wegkomt".

Jan Stengs bracht de vaten naar het huis van zijn ouders aan de Doodweg en vroeg: "Kunnen jullie een gat graven om die vaten in te stoppen. Ze zijn naar me op zoek". Vader Hein en zijn zoons groeven achter op het erf een groot gat, begroeven vier vaten en bedekten die met een laag aarde. Een vat met benzine stond nog in de schuur, die kon er niet meer bij en die hebben ze toen maar gauw de sloot ingerold. Jan vluchtte op de fiets naar het huis van Dirk van Antje (Stuifbergen) aan de Bredeweg en verstopte zich op zolder. Bij Dirk kon iedereen zomaar binnenlopen. .

Al snel kwamen er Duitsers op een motorfiets met zijspan aan. De veldgendarmerie omsingelde het huis. Vader Hein Stengs ging naar buiten om ze te woord te staan. Er werd schreeuwend gevraagd naar de Gemüsehändler. Reinier hoorde de Duitsers te keer gaan en ging ook naar buiten. Meteen werd hij vastgegrepen en geschopt. "Waar is Jan?"
"Die is hier niet".
"Hoe weet je dat?".
"Omdat ik hem niet gezien heb".
Daarop werd Reinier de schuur in gesleurd en in een hoek geduwd met een revolver tegen zijn slaap. "Je krijgt drie seconden om te vertellen waar hij is en anders ben je er geweest! Een, twee. . . je hebt nog tijd om het te zeggen."
Er flitste van alles door het hoofd van Reinier; "Als ik mijn broer verraad, zal ik er mijn hele leven last van hebben. . . . Als mijn vader het ook maar volhoudt. . . " Toen liet de Duitser zijn revolver zakken. Het hele gebeuren buiten op het erf speelde zich af boven de pas begraven vaten. Er zat een laagje aarde van 30 cm. tussen de schoenen van de Duitsers en de vaten waar ze naar op zoek waren. De sporen van het weggerolde vat waren nog zichtbaar op de pas aangeharkte grond. Maar zij zagen het niet.
Jan zat ondertussen bij het zolderraam in het huis van Dirk van Antje en kon zelfs daar het gebulder van de Duitsers horen.

De Nederlandse Marechaussee was er ook bij en die mannen zagen zo wit als een krant. "Zeg het nou," smeekten ze. "Ik weet er geen donder vanaf", hield vader Hein vol.
Op een gegeven moment gingen ze allemaal weg.

Toen hebben ze de vrouw van Jan Stengs, Guurt Beentjes, meegenomen en gegijzeld. Ze werd opgesloten in het politiebureau. De twee oudste kinderen Emmie en Gré werden naar hun grootouders Stengs gebracht en Lida en Jacob naar hun grootouders Beentjes in Heemskerk.

Oudste dochter Emmie vertelt: Mijn moeder zag door het raam van het politiebureau Lou Tamis, die bij ons werkte, met de bakfiets voorbij gaan. Met een kinderbedje, de kinderstoel en de box. Ze schrok heel erg en dacht dat de Duitsers van plan waren om het huis in brand te steken.

De politie zei tegen haar: "Vertel ze niks meer dan wat je van ons weet." Op een gegeven moment, het moet na een aantal dagen geweest zijn, zei de politie: "Als ze weer komen, moet je maar tegen ze zeggen dat ze in de schuur moeten gaan zoeken. Dan zorgen wij dat er iets staat".
De broers Henk en Reinier Stengs werden gewaarschuwd en ’s-avonds zo rond de schemering laadden ze een vat met benzine op een paardenwagen met een heleboel lege kisten eromheen en brachten die weg in de hoop dat er onderweg niet gecontroleerd zou worden. Het ging goed.

De volgende dag kwamen de Duitsers bij de groentenzaak. Ondertussen was Niek Scheerman, de knecht, geïnstrueerd. Hij zei tegen de ze: "We zullen eens kijken of er iets staat." Hij zocht eerst een paar keer expres op de verkeerde plek en toen pas liep hij naar het vat. "Hier staat iets. Is dat soms wat jullie zoeken?" Dat was het inderdaad. Het werd meegenomen. Guurt kwam weer vrij en het leven nam weer zijn gewone gang.